In hoeverre is het proza van Adriaan van Dis een vorm van autofictie of autobiografie? Hoeveel van het leven van de schrijver schuilt er in zijn boeken? Die vragen rijzen opnieuw bij Van Dis’ laatste roman, Naar zachtheid en een warm omhelzen (2023). Daarin beschrijft de verteller hoe hij als negenjarige een tijdje in het herenhuis van zijn grootvader logeerde, daar allerlei boeiende mensen ontmoette en vertroeteld werd door een lieve en vrijgevige huishoudster die hij Ommie noemde en die hem als enige niet met Adje maar met Adriaan aansprak.
Tegelijk kun je je afvragen of dat wel een zinnige probleemstelling is. Moeten we als lezer niet gewoon genieten van de manier waarop de verteller alle bovenstaande avonturen beschrijft? En hoe hij zestig jaar later op zoek gaat naar gegevens over huishoudster Ommie, en tegelijkertijd nadenkt over zijn verhouding tot zijn Amsterdamse dagelijkse, multiculturele omgeving?
Lees verder in De lage landen,N°2 2024.