Dubbelliefde
Een scholier bereidt zich voor op het toelatingsexamen van de toneelschool, hij denkt dat hij iedereen kan spelen, iedereen kan zijn. Hij waant zich een dichter, wil zich door de schoonheid laten leiden en groots en meeslepend leven. Opgejut door de roerige tijd, kotst hij op de burgerij: als hij zich tegen één ding verzet, is het wel het makke-schapenleven. Uit de rij en kont tegen de krib – stoere taal voor een jongen die zich door zijn vader heeft laten knechten. Onfatsoen en lust zoekt hij, de waarlijk vrije mens laat zich niet langer onderdrukken.
‘De overtuigende beschrijving van een jongen die gevangen zit in zijn eigenliefde maakt van Dubbelliefde een volmaakte studie in narcisme. Een met enorme vaart en precieze timing geschreven portret met prachtige en soms hilarische scènes.’ – de Volkskrant
‘Compleet, innemend en gruwelijk.’ – Het Parool
‘Aan de ene kant leest Dubbelliefde als een schelmenroman, vrolijk en anekdotisch, alles gesteld in helder Hollands. Aan de andere kant is het een donkere, compact vertelde geschiedenis die noodt tot lezen en herlezen.’ – De Groene Amsterdammer